Hoe wordt een yiḏaki gemaakt? – vervolg
Veel didgeridoo’s in Australië en wereldwijd hebben een mondstuk van gele bijenwas, doorgaans omdat het originele mondstuk te ruw is of gewoonweg niet prettig speelt. Yolŋu geven de voorkeur aan boomstammen waarin de termieten een conische uitholling hebben geboord. Dan kan het mondstuk namelijk van het hout zelf worden gemaakt en niet van bijenwas. In het uiterste noorden van Australië komen namelijk geen bijenvolken voor die de benodigde gele wassoort produceren. De aanwezige bijenvolken maken een zwarte of bruine substantie die Yolŋu gunydju noemen en die wordt gebruikt als lijm. Heel soms wordt deze was gebruikt om een mondstuk te helpen maken maar het is echt een zeldzaamheid als hele mondstukken ervan zijn gemaakt zoals op de manier met gele bijenwas.
Oudere yiḏaki die zijn gemaakt uit Gunga (Pandanus yirrkalaensis) en bamboe zijn ook bekende verschijningsvormen. Milkayŋu Munuŋgurr vond het pandanus instrument zelfs de ideale yiḏaki vanwege het vederlichte gewicht en de volle sound. Deze variant heeft echter geen natuurlijke uitholling dus is het maken van een dergelijk instrument nogal arbeidsintensief. De zachtheid van de houtsoort vergt bovendien dat het vochtig moet worden gehouden tijdens het spelen teneinde het geluid en stabiliteit in stand te houden. Hoewel deze instrumenten niet meer worden gemaakt is de kennis erover nog intact.