newest-header

Yolŋu Rom – Dhuwa en Yirritja Yiḏaki

Een yiḏaki kan Dhuwa of Yirritja zijn, zoals alles in het universum. Er is niet sprake van één type yiḏaki met één verhaal. Er zijn heel veel verhalen over de ontstaansgeschiedenis en het gebruik van de yiḏaki door de Yolŋu. Sommige van die verhalen gaan over dagelijks gebruik en slaan op beide verwante delen.

Andere verhalen gaan dieper in op de heilige yiḏaki-typen die toebehoren aan specifieke clans en verwantschappen. Zo zijn er verscheidene specifieke types yiḏaki die Dhuwa zijn, en anderen zijn juist Yirritja. Maar aan de andere kant, zoals met de Marrakulu clan, de Dhuwa man Wukun Wanambi wees erop dat alle Gaḏayka bomen (een totem van zijn clan) waarvan de meeste yiḏaki worden gemaakt, behoren tot de Dhuwa, dus dan zouden ook al die yiḏaki Dhuwa moeten zijn! Wukun liet evenwel vervolgens optekenen dat er genoeg geluidsvariatie bestaat om muziek voor verschillende clans te maken.

Hoewel er verschillende typen yiḏaki in beide verwante delen bestaan, wordt er vaak over het algemeen vanuit gegaan dat yiḏaki die gemaakt worden door Yirritja makers kleiner en dunner zijn en dat ze een hogere toon voortbrengen dan de yiḏaki die door Dhuwa worden gemaakt. Deze laatste zijn doorgaans langer en produceren een lagere klank. Deze generalisatie is dubieus. Het komt voort uit verhalen die zijn verteld door en over Djalu’ Gurruwiwi (Gälpu clan, Dhuwa), die verreweg het meeste in contact staat met de didgeridoo-wereld buiten Noordoost Arnhemland. Zijn voorliefde ligt bij de diepe, krachtige yiḏaki van zijn clan. Hij praat vaak over zijn de Gumatj (Yirritja) clan van zijn moeder, die een heilig instrument hebben die doorgaans kleiner is en hoger klinkt. Hoewel dat wat Djalu’ beweert, waar is, is de aanname wellicht iets te gemakkelijk, zoals veel dingen niet zwart of wit zijn, en er zijn vele clans in beide verwantschappen met vele individuen daarbinnen die hun eigen voorkeur hebben. Djalu’ zelf zal je graag willen vertellen over de diverse types clan instrumenten die de generalisatie teniet doen, net zoals Wukun en Badikupa doen in de videoclips hieronder. Veel Yolŋu maken ook onderscheid in uitgesproken clan-eigen ceremoniële instrumenten en ‘yiḏaki voor doordeweeks’ die voor elke publieke song kunnen worden ingezet.

Dhukaḻ Wirrpanda verklaart dat elke clan een eigen geluid heeft.

Wukuṉ praat over de verschillende clan-eigen geluiden zoals die van de Yirritja twee-eenheid Gupapuyŋu clan’s lange, diepe yiḏaki.

Baḏkupa over de Yirritja clans die lange yiḏaki bespelen en over de clan van zijn grootmoeder märipulu, de twee-eenheid Dhuwa Ŋaymil, die een korte, hoog klinkende yiḏaki hebben.

We zullen hier dieper op ingaan op de volgende drie pagina’s. Op deze pagina geven we voorbeelden die de generalisatie over korte, hoge Yirritja yiḏaki versus grote, lage Dhuwa exemplaren onderbouwen. Op de volgende pagina gaan we nog een stapje verder en zoomen we in op de persoonlijke verwantschappen en opvattingen over de vergelijking. Op de derde pagina behandelen we meer tweeslachtige onduidelijkheden.

yiddjamirrwa

Op de afbeelding zien we links twee yiḏaki waarvan de makers hebben gezegd dat ze voldoende kwaliteit hebben om te worden gebruikt tijdens ceremonies van hun clans. Ze bevestigen de generalisatie betreffende de Dhuwa versus de Yirritja instrumenten. Links zien we een grote yiḏaki van Djalu’. Hij koos dit instrument voor een Gälpu clan begrafenisritueel en speelde er ook op tijdens het Garma Festival Yiḏaki Forum in 2004 om een demonstratie te geven van deze authentieke Gälpu yiḏaki, genaamd Djuŋgirriny’. De eenvoudige beschilderingen verwijzen naar de voorouderlijke olijfkleurige python Wititj, die de neerslag van het regenseizoen uitspuwt en wiens flitsende tong de bliksem verbeeldt. Het betreft een E-yiḏaki met een zachte, ronde hoge F trompetklank. Alhoewel de basistoon niet erg laag is heeft de yiḏaki volume genoeg om een krachtige en warme bastoon te produceren terwijl het in de hogere regionen zeker ook kraakhelder presteert. Met zijn lengte van 157cm en een ‘klokvormig’ eind van 16 cm doorsnee is deze yiḏaki tamelijk groot voor een E-instrument. De meerderheid van de yiḏaki die Djalu’ maakt is groot en zwaar zoals dit exemplaar, maar veelal zijn ze lager van grondtoon. Kennelijk vind hij hoger klinkende yiḏaki pas goed genoeg voor zijn manier van spelen wanneer ze conisch zijn gevormd en breed zijn uitgeboord (behalve vlakbij het smalle mondstuk, natuurlijk), zonder de van nature aanwezige drukondersteuning die men vindt in smalle, hoog klinkende yiḏaki die populair is onder jongere spelers. Zoals we later zullen terugzien is het logisch dat deze yiḏaki ook moeten voldoen aan volume en toonvastheid om de kracht van de Bärra’, de westenwind, in beroering te kunnen brengen.

Hoor hoe Djalu dit speelt

Hoor hoe Mirrwatŋa dit speelt

De yiḏaki rechts is van Mirrwatŋa Munyarryun, een jonge, veelgevraagde yiḏaki speler van de Wangurri clan (Yirritja). Hij beweerde dat het instrument de juiste klank had voor Wangurri songs. De yiḏaki is beschilderd met de afbeelding van Gomulu, de reiger, een rolmodel voor Yirritja jagers wiens kenmerkende geluid in Yirritja songs door yiḏaki weerklinkt. Op de rug van de vogel staat Gularri afgebeeld, symbool voor de heilige wateren van de Wangurri, waarover we later nog meer zullen leren. Deze yiḏaki is een F# met passende F# trompettoon. Het heeft een “viezer” geluid, net wat sterker in de midden frequencies. En niet de bass en helderheid die we van Djalu’s instrumenten gewent zijn. In plaats daarvan is het iets geknepen met een grommend geluid. De afmetingen zijn: 136 cm lang met een uiteinde van 10 cm.

Hoor hoe Djalu erop speelt

Hoor hoe Mirrwatŋa erop speelt

yiddjabur

Bovenstaande afbeelding laat goed de dualiteit zien bij yiḏaki van Yirritja en Dhuwa makers. We hebben wederom de krachtige E van Djalu’, maar daar leggen we nu een instrument naast met dezelfde toon, afkomstig van Yiḏaki maker Burrŋupurrŋu Wunuŋmurra, Dhalwaŋu clan (Yirritja), waarover we later meer vertellen. Djalu en hij hebben dus ieder een yiḏaki met dezelfde toon, maar die van Burrŋupurrŋu past bijna in die van Djalu! De yiḏaki is 135 cm lang met een doorsnede van 9 cm aan het eind. Deze yidaki is kleiner geboord, voorzien van een hogere basisdruk en een ‘vette’ sound, maar lang niet zo ‘dirty’ als die andere van Mirrwatŋa. Die mist duidelijk de donderende bas van Djalu’s Djuŋgirriny’.

Above is another image to support the theory of a duality between yidaki from Yirritja and Dhuwa makers. Again we have the big E by Djalu’, but next to it we have an instrument in the same key by Dhalwaŋu clan (Yirritja) Yidaki maker Burrŋupurrŋu Wunuŋmurra, whom we’ll hear more about later. He and Djalu’ have made yidaki in the same key, but his could almost fit inside Djalu’s! It’s 135cm long with a 9cm bottom end. This yidaki is smaller bored, with higher back pressure and a dirtier sound, but not so dirty as Mirrwatŋa’s above. It is obviously lacking in the thundering bass of Djalu’s Djuŋgirriny’.

Hoor hoe Djalu erop speelt

Hoor hoe Mirrwatŋa erop speelt