newest-header

Yiḏaki en de twee-eenheid – Dubbelzinnigheden

In sommige van de gegeven voorbeelden en ook in het dagelijks leven zijn de verschillen tussen yiḏaki van de ene clan en yiḏaki van de andere clan niet altijd geheel duidelijk. Elke clan neemt soms een eigen yiḏaki mee naar ceremonies maar vaak genoeg moeten ze daar alsnog op zoek naar de meest geschikte yiḏaki om te gebruiken, ten koste van hun eigen instrument.

Er is niet altijd een brede selectie yiḏaki voorhanden om uit te kiezen bij de diverse clansongs. Normaliter zijn er slechts een handjevol die iedereen gebruikt. De meeste jonge mannen die in hedendaagse ceremonies spelen maken geen verschil in welke yiḏaki het beste bij welke songstijl past – ze willen gewoon een goede yiḏaki die hen het beste bevalt.

Wukuṉ Waṉambi zegt dat hij in de oude stijl kan spelen, en in de nieuwe “professionele” Milkayŋu stijl.

Milkay over de veranderingen ten opzichte van oudere instrumenten en hoe de speelstijl veranderde met de introductie van de ‘hard tongue’ stijl.

Dhukaḻ Wirrpanda – Het is aan de speler om de beste yiḏaki te vinden voor zijn lichaam.

Er is overigens een continue verandering gaande van zowel speelstijlen als instrumentvoorkeur. De jongere spelers die in hedendaagse ceremonies spelen geven de voorkeur aan hoger klinkende instrumenten waarmee ze duidelijk verschillen van het geluid van hun vaders en grootvaders zoals dat nog te horen is op oude opnames.

Volgens de overlevering zijn die instrumenten van destijds langer en ook rechter dus niet zo conisch gevormd als de tegenwoordige yiḏaki. De meeste yiḏaki die voor ceremonies worden gebruikt hebben de grondtoon F of hoger. Dit is ongeacht welke clan er aan het zingen is. Daarmee lijken ze meer op Mirrwatŋa’s Fis of Burrŋupurrŋu’s F dan op Djalu’s forse E. De veranderingen maken allemaal deel uit van wat Milkayŋu de verschuiving noemt naar de ŋäṉarr-ḏäl, oftewel de ‘hard tongue style’. Met de opkomst van deze wat agressievere speelstijl moest ook het instrument zich aanpassen. Het wordt door sommigen betreurd omdat zijn van mening zijn dat de yiḏaki niet langer wordt gemaakt of gespeeld zoals het traditioneel hoort. Op deze manier zouden volgens hen belangrijke karakteristieken van clans verloren gaan. Het merendeel ziet het evenwel als onderdeel van alle veranderingen en evoluties die elke cultuur ondergaat, en dat het fundamentele gebruik en de spirituele basis hiervan onaangetast blijven ook al is de verschijningsvorm anders.

Het kan worden gebruikt bij manikay (tijdens een ceremonie). Op een gegeven moment is het verloren en moeten we een andere zien te vinden.

Dhukaḻ Wirrpanda
Dhudi-Djapu clan leader

Yeah, Ik heb er dhaŋaŋ (veel). Heel veel yiḏaki. In het bos!

Mirrwatŋa Munyarryun
Wangurri clan
ceremoniële yiḏaki speler

Een andere oorzaak voor dubbelzinnigheid in bepaalde gevallen is dat Yolŋu veelal niet gebonden zijn aan materiële zaken als de meeste anderen. Waar een willekeurige didgeridoo-speler ergens op de wereld misschien wel een verzameling van 20 of meer instrumenten kan hebben, zo heeft een ceremoniële Yolŋu yiḏaki speler er soms geen enkele! Hoewel sommige er altijd wel eentje ergens hebben liggen, geven ze die net zo makkelijk weg als deze ergens voor nodig is – of om te verkopen als er geldbehoefte is.

Yolŋu gaan er vanuit dat er altijd wel ergens een yiḏaki voorhanden is. Het is al zo vaak voorgekomen dat een ruw, onbewerkt instrument werd gebruikt tijdens een ceremonie; rechtstreeks uit de bush zonder fijne bewerking.

Zeker als er onverwacht een ceremonie moet worden begeleid, is er een beroep gedaan op het Yirrkala art centre om een instrument te mogen lenen; dit verzoek werd zelfs door vermaarde yiḏaki makers gedaan. Een paar instrumenten werden aan het art center verkocht na de voltooiing van een ceremonie.

In plaats van een goede yiḏaki te bewaren voor een volgende ceremonie, kan een Yolŋu speler besluiten het te verkopen omdat hij erop rekent dat een ander instrument zichzelf zal aandienen als er behoefte aan is. Geen 2 yiḏaki zijn exact gelijk en de volgende zal wellicht niet dezelfde eigenschappen hebben die zijn voorganger zo geschikt maakte om te gebruiken tijdens ceremonieën.

yidbadhoriz
Djalu’ speelt

Mirrwatŋa speelt

Er is flink gedebatteerd over de vraag hoe specifiek de eigenschappen van een yiḏaki zouden moeten zijn om het geschikt te maken voor openbare ceremonieën. De hierboven afgebeelde yiḏaki is van Gälpu clansman Baḏikupa Gurruwiwi. Het is een Dis met een scherpe Fis toet, met een 155cm lengte en een klokopening van 11 cm doorsnee.

Een fors, relatief diep instrument, voorzien van Gälpu clan versieringen gebaseerd op Wititj, terwijl het geluid ergens hangt tussen die van Djalu en die van Mirrwatŋa’s in het eerste voorbeeld. Het heeft een heldere bastoon en fraaie hoge harmonieën met een wat scherper middentoon. Datjirri noemde deze yiḏaki “the master key,” daaraan toevoegend dat het instrument verschillende stijlen aankon en geschikt was voor elk willekeurige clan muziek.

Djambawa Marawili was het hiermee eens en beschouwde ongeveer de helft van de op deze website afgebeelde yiḏaki als ‘publiek’, in relatie tot de exclusieve clan-specifieke yiḏaki van de voorvaderen.

Toen Milkayŋu om commentaar was gevraagd antwoordde hij dat elke goede yiḏaki elke stijl aankon maar dat het aan de speler ligt om de technieken dusdanig onder de knie te hebben om die stijlen op een willekeurig beschikbare yiḏaki ten uitvoer te kunnen brengen.

Burrŋupurrŋu gebruikte dezelfde bewoordingen en stelde daarbij dat er weliswaar specifieke ceremoniële typen yiḏaki zijn die alleen in bepaalde gevallen worden gebruikt, maar dat de ‘doordeweekse’ yiḏaki die worden gebruikt bij publieke ceremonieën niet hoeven te voldoen aan die bepaalde eigenschappen.