Yothu-Yindi en Yiḏaki productie
Mensen die op zoek zijn naar een kleine lichtere yiḏaki met een hoge toon vragen vaak naar bepaalde Yirritja makers of naar clans waar je dergelijke yiḏaki zou moeten kunnen vinden. Het is belangrijk dat je het concept van Yothu-Yindi doorgrondt. Een yiḏaki maker zal niet altijd instrumenten maken die horen bij zijn clan. Iedereen heeft kennis van en verantwoordelijkheden ten opzichte van de clan van zijn moeder; deze heeft het tegenovergestelde eigenschap van zijn eigen. Yiḏaki spelers en makers zullen de clan muziek en instrumenten van hun moeders clan (h)erkennen. Om het nog ingewikkelder te maken, waar een yiḏaki aan zou moeten voldoen om het te laten behoren tot een eigen of juist de moeders clan, is niet voor iedereen hetzelfde even duidelijk. Net zoals het niet voor iedereen duidelijk is wat er specifiek is aan een yiḏaki bestemd voor openbare ceremonieën of voor de verkoop. Aan de andere kant zal iemand als Djalu’ altijd zoeken naar de juiste boomstammen die beantwoorden aan zijn stijl van yiḏaki maken terwijl anderen elke holle boom geschikt vinden en daaruit de yiḏaki produceren, ongeacht in welke stijl.
Deze twee yiḏaki zijn gemaakt door Mirarra Burarrwaŋa, een jongeman van de Gumatj clan (Yirritja) wiens moeder behoort tot de Gälpu (Dhuwa). Mirarra is een leerling van Djalu’ en maakt zodoende ook de krachtige donderende yiḏaki waar Djalu’ zo van houdt, en veel van zijn kennis aangaande yiḏaki heeft hij ook van Djalu’. Maar Mirarra maakt desalniettemin net zo lief de kleinere, meer subtiele instrumenten die Djalu’ zou afkeuren, voor gebruik door de Gumatj clan (Gumatj is Mirarra’s eigen clan en die van Djalu’s moeder). De hierboven afgebeelde breed uitgeboorde yiḏaki is 156 cm lang met een beldoorsnede van 19.5 cm, en hij brengt een luide zeer diepe D# klank waar Djalu’ zeer over te spreken was. Het instrument draagt de beschilderde drie banden waaraan we Djalu’s tak van de Gälpu clan herkennen.
De tweede yiḏaki van Mirarra is een kleinere E van 141 cm, met een uiteinde van 10.5 cm in doorsnee. Hij heeft een heldere klank en een smaller boorgat. Het instrument is voorzien van beschilderingen van Bäru de krokodil uit de Gumatj totem. Mirarra is een goed voorbeeld van het Yothu-Yindi concept waar het yiḏaki productie betreft. Hij is onderwezen door de beste expert van zijn moeders clan en kan nu de krachtige instrumenten maken die de goedkeuring van Djalu’ kunnen wegdragen. Hij weet daarbij ook fantastische yiḏaki te maken voor Gumatj songs, en deze zullen erg in de smaak vallen bij jongere spelers van verscheidene clans.
Hierboven staan twee yiḏaki afgebeeld van Milkayŋu Munuŋgurr, dezelfde die zijn zoon en hij speelden op de foto’s van zijn les-CD Hard Tongue Didgeridoo. De bovenste is relatief diep en recht, vergelijkbaar met wat hij omschreef als het juiste instrument voor bij verscheidene songs van zijn Dhuwa Djapu clan. De yiḏaki is 150 cm lang met een uiteinde van 8.5 cm doorsnee. Het is een Es met een F trompet. Het is het instrument dat Milkayŋu uitkoos om te gebruiken op zijn instructie CD, met name bij de trompettoon oefeningen. Hij waardeert het instrument voor zijn balans. Djalu’ vond het overigens een geschikt instrument voor algemeen gebruik in openbare uitvoeringen. Het geluid was gelijk aan dat van zijn eigen clan. Wat hij minder vond was de grote hoeveelheid tegendruk van dit instrument. Yolŋu die snellere moderne stijlen spelen hebben baat bij een dergelijke grotere tegendruk. In Yolŋu kringen wordt dit een goede “bass” yiḏaki genoemd voor gebruik bij langzamere nummers van elke willekeurige clan.
Op de onderste afbeelding staat een kleiner instrument met een hogere klank. Het is 129 cm lang met een uiteinde van 8.5 cm doorsnee en klinkt ergens tussen een Fis en een G, met een hoge G trompet toon. Het geluid is luid en vol maar is niet al te overdonderend. De trompettoon is zacht en gemakkelijk bereikbaar. Zowel Djalu’ als de Maḏarrpa clan (Yirritja) leider Djambawa Marawili kwalificeerden dit instrument zonder enige aarzeling als een echte Dhaḏalal, een instrument geschikt voor ceremonies van de Yirritja clans waaronder ook de Maḏarrpa and Gumatj (Djalu’s and Milkayŋu’s moeders clan). Milkayŋu verkiest overigens dieper klinkende yiḏaki met vollere trompettonen voor dit doel. Zo bewijzen deze twee yiḏaki dat er verschillend over instrumenten kan worden gedacht. Het paar zou een fraai voorbeeld zijn van een Yothu-Yindi verwantschap maar de maker is het daar niet mee eens. De andere twee mannen zijn oude ceremonieleiders, maar Milkayŋu is jarenlang de favoriete yiḏaki speler geweest van de oudere generatie mannen van zijn moeders Gumatj clan. Zij beheren het Gulkula land waar de Dhaḏalal oorspronkelijk vandaan komen. Het valt niet te stellen dat de ene opvatting fout is en de ander juist. Over de Dhaḏalal leren we later meer.
De jongere mannen vandaag de dag kijken anders naar yiḏaki die meer geschikt zijn voor ceremonies en welke meer voor alledaagse gebruik zijn. Op één na verkozen alle aan dit project verbonden ceremoniële yiḏaki spelers onder de 40 jaar de Fis/G van Milkayŋu als hun favoriete yiḏaki. Ze kozen uit alle afbeeldingen op deze website en verklaarden dat ze het verkozen instrument bij al hun clan songs zouden gebruiken. Ze noemden het een yiḏaki met een “leidende stijl” yiḏaki, in contrast met de meer “ritmische” (zoals die van Burrŋupurrŋu’s op de vorige pagina) of de “bass” (zoals die van Djalu’s). Gunybi Ganambarr, één van de favoriete yiḏaki speler van de oude mannen uit de Laynha regio, het thuisland ten zuiden van Yirrkala, was het hier evenwel niet mee eens. Net als Djalu’, verkiest hij de “bass” yiḏaki zonder de hoge tegendruk waar veel jongere spelers zo graag afhankelijk van zijn.
Burrŋupurrŋu Wunuŋmurra is een leider van de Dhalwaŋu clan (Yirritja) die een erg gevierd speler was in zijn jongere jaren en wiens invloed nog altijd opgeld doet, zoals bij de jonge yiḏaki speler Milkayŋu. Burrŋupurrŋu staat in Yolŋu kringen momenteel hoog in aanzien als yiḏaki maker. Hierboven staan twee prima instrumenten afgebeeld van zijn hand die beide zeer verschillende kwaliteiten herbergen. De bovenste is een breed uitgeboorde D met een F toet, licht van gewicht en met een dunne wand. Hij is 150cm lang met een klok van 9.5 cm doorsnede. Het geluid en tegendruk liggen in het midden van het instrument van Milkayŋu dat staat afgebeeld op de vorige pagina (boven die van Djalu). Het kenmerkt zich door een helder hoog en een warme bas, met een zachte doch volle trompettoon. Veel Yolŋu speler vind een dergelijk instrument wat ouderwets maar bruikbaar bij langzamere songs van hun clan. Djalu’ en Djambawa trokken beide de vergelijking met de Djuŋgirriny’ die we op de vorige pagina konden zien.
Op het onderste plaatje staat een Fis met een G toet van 139 cm lengte en een 10.5 cm uiteinde. Dit instrument heeft een dikkere wand en is beduidend zwaarder met een smallere uitholling en kenmerkt zich door een hogere tegendruk en een meer agressiever, gruiziger geluid met veel midden- en hoge harmonieën, plus een wat schellere toet. Het is dit geluid en deze bespeelbaarheid die veel Yolŋu vandaag de dag omarmen. Deze specifieke yiḏaki is gebruikt als hoofdinstrument bij de opnames van de Hard Tongue Didgeridoo instructie CD en daarnaast bij vele publieke optredens en tijdens radiosessies van Milkayŋu en zijn neef Barayuwa Munuŋgurr. De Yolŋu die erop mochten spelen waren erg enthousiast maar voor iemand met een voorliefde voor een heel ander geluid zoals Djalu’ zou dit instrument natuurlijk ongeschikt zijn. Niet-Yolŋu didgeridoo consumenten zouden dit instrument beschouwen als een typische Yirritja yiḏaki, afkomstig van een Yirritja maker. Maar Djalu’ herkende in het geluid en bespeelbaarheid de specifieke heilige Dhuwa yiḏaki die eigendom is van de Däṯiwuy en Ŋaymil clans. Dat instrument wordt Dhuḏuthuḏu genoemd, naar de uilnachtzwaluw. Burrŋupurrŋu is de maker van dit instrument en ook van die op de andere afbeelding. Die zou door de meeste consumenten als Dhuwa worden gezien en beide instrumenten zijn voorzien van schilderingen van Dhuwa designs die Gudurrku, de kraanvogel, voorstellen. De versieringen zijn aangebracht door Burrŋupurrŋu’s vrouw Djul’djul Gurruwiwi. De yiḏaki die Burrŋupurrŋu afleverde in 2005 waren Dis of lager, te vergelijken met het grotere instrument hierboven.
Mirarra, Milkayŋu en Burrŋupurrŋu staan onder plaatselijke Yolŋu hoog aangeschreven als “yiḏaki mannen.” Eén is Dhuwa en de andere twee zijn Yirritja, en alle hebben bewezen dat ze yiḏaki maken van hoge kwaliteit en die voldoen aan de eigenschappen zoals we die van beide verwantschappen hebben omschreven – of ze de instrumenten nu als zodanig zouden betitelen of niet. Djalu’ is wellicht een uitzonderling onder Yolŋu, aangezien hij volledig vasthoudt aan zijn eigen stijl van yiḏaki maken voor de verkoop. Zijn aanhankelijkheid voor zijn donker klinkende Gälpu instrumenten (zelfs als ze niet uitgesproken laag van toon zijn) is waarschijnlijk verantwoordelijk voor zijn bekendheid in de didgeridoo-wereld. Weer anderen, zoals Mirrwatŋa en Mirarra, leunen wel op de traditionele voorkeuren van hun clan, maar gaan er losjes mee om. De meeste Yolŋu makers proberen gewoonweg de beste yiḏaki te maken van de stammen die ze tegenkomen. Ze bewaren hun oordeel en inzicht over welke stijl hun yiḏaki zou moeten zijn voor het moment dat ze de opdracht krijgen om specifieke ceremoniële instrumenten te maken voor specifiek gebruik.